
De onderzoekers brachten door middel van reflecterende markers en camera’s de beweging van de borstkas en het schoudergewricht tijdens de sprint nauwkeurig in kaart. Ze deden dit bij 15 mannelijke rolstoelrugbyers van internationaal niveau; zeven van hen hadden een tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie (WWR classificatie 0,5 – 2,0), bij de anderen was er een andere oorzaak voor hun -over het algemeen mildere- beperking (classificatie 1,5-3,5).
Wat is bekend?
- Rolstoelrugby is een intervalsport op hoge snelheid die tot vermoeidheid tijdens de wedstrijd leidt.
- De manier waarop een rolstoelsporter voortbeweegt, hangt samen met de mate van beperking.
Wat is nieuw?
- Onder invloed van vermoeidheid passen rolstoelrugbyers hun manier van sprinten aan.
- Rolstoelsporters met een zwaardere beperking hebben meer last van de vermoeidheid.
Asymmetrie
De vermoeidheid van de gesimuleerde wedstrijd zorgde ervoor dat de rugbyers tijdens het springen de borstkas minder bogen, hun bovenarmen lieten zakken en er meer asymmetrie tussen beide kanten van het bovenlichaam ontstond. Deze veranderingen waren opvallender aanwezig bij de rugbyers met de hoge dwarslaesie (zie Appendix). Het lijkt er daarom op dat door hun zwaardere beperking deze groep minder opties heeft om zich aan te passen tijdens vermoeidheid.
Praktische toepassing
Om overbelasting te voorkomen moeten coaches en trainers rekening houden met deze individuele verschillen in aanpassingsvermogen tussen rolstoelsporters. Ze moeten daarbij hun ogen goed te kosten geven, want zelfs als aan de sprintsnelheid nog niks te zien is, wordt het lichaam van de rolstoelsporter tijdens vermoeidheid anders belast. Vooral sporters met een zwaardere beperking en minder aanpassingsmogelijkheden kunnen hierdoor te maken krijgen met blessures. Het is daarom verstandig om rolstoelsporters regelmatig onder gecontroleerde vermoeidheid te laten trainen.
Gesimuleerde wedstrijd
Het protocol van de studie zag er als volgt uit (Figuur 1.). Iedere rugbyer nam in zijn eigen rolstoel plaats op een ergometer die was uitgerust met twee aparte rollers met daaraan krachtsensoren gekoppeld (Lode Esseda). De sprintprestatie (10 seconden maximaal rollen vanuit stilstand) werd tweemaal vooraf en tweemaal na afloop van een gesimuleerde rolstoelrugbywedstrijd gemeten. Deze bestond uit een warming-up en vervolgens vier periodes van 16 minuten. Daarin zaten blokken van 1-2 minuten waarin de snelheid varieerde zoals dat tijdens een wedstrijd gebeurt. Hartslag, bloedlactaat en ervaren mate van inspanning werden tijdens het protocol gemeten en namen alle drie tijdens de gesimuleerde wedstrijd toe. Desondanks was er als gevolg van de aangepaste manier van voortbewegen geen effect op de maximale snelheid en afgelegde afstand tijdens de sprinttest.
Figuur 1. Schematische weergave van het protocol.
Aangepaste manier van sprinten hangt samen met mate van beperking
In vergelijking met de rolstoelrugbyers met een mildere beperking waren de motorische aanpassingen bij de rugbyers met de hoge dwarslaesie direct al aanwezig in de acceleratiefase na de start (figuur 2). Dit laten de metingen tijdens de eerste drie afzetten na de start van de sprinttest in twee individuele proefpersonen zien (Links: met dwarslaesie (‘SCI’); rechts: zonder (‘Non-SCI’)). Boven: vóór de gesimuleerde wedstrijd. Onder: na de wedstrijd. Terwijl de gesimuleerde wedstrijd in de rugbyer met een dwarslaesie duidelijk het vermogensprofiel (‘Power’) verandert en zorgt voor asymmetrie in het naar buiten bewegen van het schoudergewricht (‘GH abduction’), gebeurt dit bij de rolstoelrugbyer zonder dwarslaesie pas later in de sprinttest wanneer hij zijn maximale snelheid bereikt. Dom = Dominante arm; NDom = Niet-Dominante arm.
Figuur 2. Typisch voorbeeld van de verschillende veranderingen in piekvermogen en glenohumerale (GH) abductie-asymmetrieën na het intermittent sprint protocol (ISP) bij twee spelers (met ruggenmergletsel [SCI] en zonder ruggenmergletsel [Non-SCI]).
Bronnen
- Briley SJ, O’Brien TJ, Oh YT, Vegter RJK, Chan M, Mason BS, Goosey-Tolfrey VL (2023). Wheelchair rugby players maintain sprint performance but alter propulsion biomechanics after simulated match play. Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports, 33 (9): 1726-1737.